Agenten voor de koning - Engelse spionage tijdens het Rampjaar 1672

Door Anne Doedens, Liek Mulder en Frits de Ruyter de Wildt

Op het hoogtepunt van de Gouden Eeuw dreigde oorlog ons land te vernietigen. In 1672 vielen Engeland, Frankrijk en de bisdommen Münster en Keulen de Republiek der Zeven Verenigde Nederlanden aan. Er volgden maanden, waarin ‘het volk redeloos, de regering radeloos en het land reddeloos’ was.

Op zee probeerden de Engelsen – voor de derde keer in twintig jaar tijd – de jonge Republiek op de knieën te krijgen. De admiraals De Ruyter en Van Ghent boden krachtig tegenstand en wisten een Engelse landing te voorkomen. Kennis is macht, en in oorlogstijd is informatievoorziening door spionnen essentieel. Silas Taylor, de havenmeester van de Engelse kustplaats Harwich, dacht een heel spionagenetwerk op en stuurde zijn inlichtingen over de situatie in de Republiek naar vooraanstaande politici in Londen. Informatie kwam voor een belangrijk deel met de postboot uit Den Briel en Hellevoetsluis naar Engeland, soms dwars door de vloten van de oorlogvoerende. En enkele keer ging Taylor zelf de Noordzee over en reisde ongehinderd door Nederland.

Wat kwamen de Engelse verspieders over ons land te weten? Wie waren zij? Tot nu lagen Taylors brieven en rapportages door historici onopgemerkt in de Engelse National Archives. Zijn spionagewerk wordt in dit boek eindelijk aan de vergetelheid ontrukt.

- Met nooit eerder gepubliceerd archiefmateriaal